Datum: september 2007
Betreft: Rapport Rinnooy Kan
Reactie van het Bestuur van het Platform van Vakverenigingen in het Voortgezet Onderwijs op het rapport van de Commissie-Rinnooy Kan
Het bestuur van het Platform van Vakverenigingen is blij dat in het rapport van de Commissie-Rinnooy Kan het probleem van het kwantitatieve tekort aan kwalitatief goede leraren aan de orde wordt gesteld.
Van grote betekenis vindt het bestuur dat de commissie bij het zoeken naar een oplossing van dit probleem het sturingsfocus naar de leraar zelf heeft verlegd, zoals de Commissie het formuleert.
Het is ook onder de indruk van het vele werk dat de Commissie verzet heeft om tot een goede analyse van de huidige situatie en de voorgeschiedenis ervan te komen.
Een betere beloning
Het deelt de visie van de commissie dat de beloningsverschillen van leraren ten opzichte van hoogopgeleide functionarissen in andere sectoren moeten worden ingelopen. Het vindt ook dat voor een kwalitatieve verbetering van het leraarschap leraren primair op grond van hun opleidingsniveau ingeschaald worden. Met name voor de kwaliteit van het voortgezet onderwijs is het noodzakelijk dat academisch geschoolden op deze wijze gestimuleerd worden om voor de klas te gaan staan.
Een sterker beroep
Het bestuur is het uiteraard geheel eens met de gedachte dat docenten belang hebben bij een sterke organisatie van hun beroepsgroep. Het is het uitgangspunt geweest voor de oprichting van het Platform tien jaar geleden. Bij de voorstellen die de Commissie hierover doet, hebben wij evenwel de nodige kanttekeningen te maken.
De bezwaren van het bestuur komen kort gezegd erop neer dat de commissie miskent dat de vakverenigingen al decennia lang een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Hun leden hebben zich al die jaren vrijwillig ingespannen voor de vakinhoudelijke en vakdidactische verbetering van het onderwijs. In dat opzicht vormen zij de voorhoede binnen hun beroepsveld. Zij hebben ervoor gezorgd dat deze vakverenigingen zich tot sterke organisaties ontwikkeld hebben. Het zijn de vakverenigingen die al jaren opkomen voor de belangen van de docenten, vooral als deze in een kwalitatief goede uitoefening van hun vak worden bedreigd. Juist in deze vakverenigingen ligt het sturingsfocus bij de docenten zelf. Zo is een aantal van deze vakverenigingen de laatste twee jaar druk bezig een beroepsregister voor hun leden te ontwikkelen.
Het verbaast het Platformbestuur dan ook dat deze vakverenigingen in het rapport van de commissie Rinnooy Kan een rol toebedeeld krijgen die geen recht doet aan hun positie in het huidige onderwijsveld. Het is tot daar aan toe dat ze consequent aangeduid worden met beroepsverenigingen, alsof het woord vak en de daarmee verbonden vakkennis een belast begrip is voor de Commissie. Maar het gaat te ver als de commissie stelt dat deze verenigingen geactiveerd of gereactiveerd dienen te worden (zie p. 55 van Leerkracht), onder de paraplu van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren.
De Commissie stelt voor om deze Stichting Beroepskwaliteit Leraren om te vormen tot de beroepsvereniging van leraren, onder de naam Beroepsgroep Leraren, waarvan alle docenten die bevoegd zijn, lid kunnen worden om een beroepsregister te kunnen aanleggen en te onderhouden. Dat beroepsregister moeten ze aanleggen en onderhouden, willen ze hun bevoegdheid behouden om les te kunnen geven. In feite worden docenten op deze wijze gedwongen lid te worden van een beroepsvereniging waarnaar door hen zelf helemaal niet gevraagd is en die hun door de overheid op deze wijze als het ware wordt opgelegd.
De Stichting Beroepswaliteit Leraren, waarvan twee bestuursleden deel uitmaakten van de Commissie, is een stichting, geen vereniging. De naam SBL is vooral bekend in combinatie met de zeven beroepscompetenties. De door de overheid gesubsidieerde Stichting is geen vereniging zoals de 25 vakverenigingen die samen 38.000 vakdocenten vertegenwoordigen.
Het Platform VVVO verenigt deze vakverenigingen en behartigt de vakoverstijgende belangen van de docenten. In de tien jaar dat het Platform bestaat, heeft het zich – in tegenstelling tot wat de Commissie beweert – tot een sterke organisatie ontwikkeld die voor de belangen van de docenten bij overheid en diverse onderwijsorganisaties opkomt. De vakverenigingen zelf behartigen al tientallen jaren de vakspecifieke belangen. Sommige verenigingen vieren binnenkort hun eeuwfeest. Alle docenten zijn vakdocent en kunnen zich bij deze vakverenigingen aansluiten. Docenten kiezen zelf hiervoor, worden daartoe niet gedwongen.
Het is volgens het bestuur van het Platform VVVO niet nodig dat er een tweede vereniging voor de beroepsgroep komt, waarvan je als docent wel lid moet worden om een beroepsregister aan te leggen dat je moet onderhouden om je bevoegdheid om les te geven niet te verliezen. Dit wekt toch sterk de indruk dat de commissie de overheid een beroepsvereniging en een beroepsregister aan docenten wil laten opleggen, maar het daarbij wil doen voorkomen alsof deze beroepsvereniging en het beroepsregister er door en voor docenten komt. Dat vindt het bestuur toch wel een merkwaardige invulling van het verleggen van het sturingsfocus naar de docenten zelf.
Het is voor het bestuur onaanvaardbaar dat een door de overheid opgelegde Beroepsgroep Leraren over het nascholingsaanbod van de door de leraren zelf opgerichte vakverenigingen zou kunnen gaan beslissen.
Het Platformbestuur vreest dat een dergelijk, door de overheid verplicht te stellen lidmaatschap van een tweede beroepsvereniging naast de in het Platform verenigde, door docenten zelf opgerichte en met veel inzet georganiseerde vakverenigingen een uitholling van deze organisaties met zich mee zal brengen en daarmee een verlaging van de kwaliteit van ons vak. We verwachten veel weerstand van vakdocenten tegen een dergelijke constructie die aan het beoogde doel van de Commissie voorbijschiet: de oplossing van het kwantitatieve tekort aan kwalitatief goede leraren.
Slechts uit de vrijwillige samenwerking van SBL en vakverenigingen kan synergie ontstaan bij de benadering van docenten die geen lid zijn van een vakvereniging.
Een professionelere school
Tenslotte deelt het Platformbestuur de mening van de Commissie dat docenten meer betrokken moeten worden bij beslissingen over onderwijs en organisatie. Het is minder optimistisch dan de commissie als het gaat om de vraag of het huidige instrumentarium van de school, medezeggenschap en integraal personeelsbeleid, toereikend is om de invloed van de leraren te versterken, met name als het gaat om de positie van hun vak in de school.
Het Platformbestuur mist in de analyse van de Commissie aandacht voor de concrete werksituatie van docenten . De vakverenigingen pleiten al jaren voor een verkleining van de taakomvang en klassengrootte en voor vermindering van werkdruk door verdere facilitering. Op de korte termijn zal dat geen bijdrage leveren aan de verkleining van het lerarentekort, maar het kan op den duur wel eens essentieel blijken te zijn voor de verhoging van de kwaliteit van het onderwijs en van de status van het leraarsberoep.