Datum: 15 juni 2007
Betreft: rol van de vakinhoudelijke verenigingen bij de onderwijsvernieuwingen
Geachte heer Dijsselbloem,
Naar wij begrepen hebben doet uw commissie onderzoek naar de manier waarop het afgelopen decennium de politieke besluitvorming over vernieuwingen in het onderwijs tot stand is gekomen. Zij kijkt daarbij in het bijzonder naar de gang van zaken rondom de invoering van de basisvorming, de tweede fase en het vmbo en wil daaruit lessen trekken voor de toekomst. Het Platform van Vakinhoudelijke Verenigingen in het Voortgezet Onderwijs ondersteunt het werk van uw commissie van harte.
Het Platform VVVO is, zoals u waarschijnlijk al weet, een koepelorganisatie en fungeert als gezamenlijke spreekbuis en aanspreekpunt voor alle 26 aangesloten verenigingen. Het voornaamste doel is de invloed van deze verenigingen te versterken. Daarbij beperkt het Platform zich tot vakoverstijgende kwesties. Vakspecifieke belangen worden uiteraard door de vakinhoudelijke verenigingen zelf behartigd. Meer informatie over het Platform en de vakinhoudelijke verenigingen vindt u op onze website: www.platformvvvo.nl
Toen de genoemde onderwijsvernieuwingen in de jaren negentig werden doorgevoerd, hebben de vakinhoudelijke verenigingen op verschillende momenten gezamenlijk maar ook afzonderlijk hun standpunten kenbaar gemaakt aan Regering en Kamer.
Soms waren de pleidooien vanuit de vakinhoudelijke verenigingen noodgedwongen tegenstrijdig: tegemoetkoming aan de argumenten van de ene vakinhoudelijke vereniging kan ten koste gaan van de ruimte die aan andere vakken wordt geboden.
Steeds heeft echter bij de vakinhoudelijke verenigingen het belang van de vakinhouden voor de leerlingen en voor hun kansen in het vervolgonderwijs, op de arbeidsmarkt en in de maatschappij vooropgestaan. Ze zijn daarom b.v. nooit gekant geweest tegen vormen van vakoverstijgende aanpak, maar hebben wel steeds benadrukt dat juist voor een dergelijke aanpak gekwalificeerde vakdocenten nodig zijn.
Afgezien van de vaak plezierige en zinvolle vormen van overleg die het Platform of de vakinhoudelijke verenigingen tijdens het bovengenoemde vernieuwingsproces met diverse instellingen hebben gehad, moeten we over de afgelopen periode toch de volgende tekortkomingen in het overheidsoptreden constateren:
- Soms trad de overheid wel in contact met schoolbesturen en -managers, met onderwijsbonden en diverse onderwijsondersteunende instellingen, maar nu juist niet met de docenten en hun vakinhoudelijke organisaties. Maar al te vaak werden er commissies ingesteld waarin nauwelijks of geen docenten vertegenwoordigd waren: de mensen die met hun voeten in de klei van de dagelijkse lespraktijk staan en weten waarover ze het hebben. Ministers beweren dan al gauw dat het veld is geraadpleegd, maar u moet goed beseffen dat overleg met onderwijsbonden of schoolleiders, tegenwoordig verenigd in een organisatie die zich de VO-raad noemt maar slechts managers en besturen vertegenwoordigt, iets anders is dan overleg met het hele onderwijsveld. In de vakinhoudelijke verenigingen zijn de docenten vertegenwoordigd die de spil vormen in het proces van kwaliteitsverbetering van vakinhouden.
- Het kwam wel voor dat de docenten en hun organisaties in een bepaald stadium wel gehoord werden en dat op basis daarvan op ambtelijk niveau voorstellen waren ontwikkeld, maar dan werden deze soms ingrijpend gewijzigd, omdat de politiek een andere kant uit wilde, zonder dat de docenten en hun vakinhoudelijke verenigingen nog gelegenheid kregen om hun bedenkingen tegen deze veranderingen kenbaar te maken.
- Herhaaldelijk hebben Platform en vakinhoudelijke verenigingen er bij de overheid op aangedrongen tijdig ingelicht te worden over de invoering van nieuwe vakinhoudelijke veranderingen om de achterban op een adequate wijze in te lichten of te consulteren. Vaak gebeurde dat te laat of helemaal niet.
In het bestek van deze brief moeten wij met deze kritiek volstaan. Uiteraard zijn wij ten volle bereid het een en ander voor uw commissie te komen toelichten.
Het Platform en de daarbij aangesloten verenigingen gaan ervan uit dat uit de gemaakte fouten lessen getrokken zullen worden en dat de overheid in de toekomst docenten en hun organisaties niet opnieuw passeren of te laat op de hoogte stellen. Wij vinden het een vanzelfsprekende zaak dat de overheid in alle stadia van de besluitvorming het Platform en vakinhoudelijke verenigingen als een vaste gesprekspartner beschouwen waar het gaat om inhoudelijke vernieuwingen in het voortgezet onderwijs. Het zou goed zijn als u deze overweging wilt betrekken bij het advies dat uw commissie na de zomervakantie aan de Kamer zal uitbrengen.